Feuilleton over Pierre Jacobs

Feuilleton over Pierre Jacobs

Pierre Jacobs, Wilhelmina Steeghs en Silvester Jacobs hebben echt bestaan, Silvester is echt overleden in 1938, en ze woonden echt aan de Hoogstraat. Ook de grote verhaallijn in waargebeurd (Pierre bij het verzet, duikhoofd, opgepakt, afgevoerd, kamp overleefd, overleden). 
Alle andere personages zijn fictief, net als alle gesprekken en plaatsen -behalve de Hoogstraat.

Pierre keek naar de mannen die zijn land hadden overwonnen. Dus zo zag de vijand eruit.         De kleine groep in grijs geklede Duitse militairen trok veel bekijks. Tenslotte zag je zoiets niet elke dag in boerengat Beringe. Achter het groepje Duitsers reed een vreemd gevormde, goed gecamoufleerde auto, die een beetje deed denken aan een kom op wielen. In die auto zaten twee Duitsers. De passagier had een pet op, terwijl de chauffeur net als alle anderen, een helm droeg. De mannen keurden de Beringers geen blik waardig, al hun ogen waren strak gericht op een punt ergens in de verte.  Vol walging keek Pierre toe, totdat de mannen verdwenen. Dus deze arrogante mannen hadden Nederland aangevallen? Het kleine, neutrale Nederland? Wat een stel lelijke misbaksels! Pierre draaide zich om en liep weer terug naar binnen. Moedeloos ging hij terug bij de radio zitten, die net de overgave bekend had gemaakt. Alle spanning die zich sinds de invasie vijf dagen eerder had opgebouwd gleed nu weer weg. Wat nu?


Een half uur later had Pierre zich nog steeds niet verroerd. Twintig minuten daarna schrok hij op van een zacht klop op het raam. Gé, een man van begin dertig wenkte hem. Pierre haastte zich naar de deur en opende die. ‘Heb je die moffen ook gezien?’ vroeg Pierre aan Gé. ‘Maar natuurlijk. Volgens mij heeft het hele dorp ze gezien. Hans bracht ze de Hitlergroet. Die verrader!’ Pierre kreunde. Dat een landgenoot van hem dat deed. Hij moest zich schamen.

‘Waarom kwam je nu?’ vroeg hij. Gé antwoordde: ‘De bijeenkomst van de Jonge Boeren is nu, dat zou jij als voorzitter toch moeten weten?’ Pierre zuchtte. ‘Helemaal vergeten door die toestand. Je hebt gelijk. Laten we gaan.’ Pierre pakte zijn hoed; in de warme meimaand waren er geen jassen nodig. Toen liepen ze samen richting de hal waar de bijeenkomst van de Jonge Boeren en Tuinders Bond gehouden werd.


De vergadering van de Jonge Boeren en Tuinders Bond van 15 mei 1940 werd de minst productieve vergadering die de “JBTB”, zoals die soms genoemd werd, ooit gehouden had. Iedereen had het over de Duitsers, de overgave en Hitler. Ook Pierre zat met zijn hoofd ergens bij Duitsland.


Na het voorval met de Kübelwagen, zoals de vreemde auto bleek te heten, kwamen er amper Duitsers in Beringe. Als ze kwamen inden ze meestal belastingen en hingen ze posters op. Verder merkte je, op de af en toe overvliegende vliegtuigen na, vrij weinig van de oorlog.


Het leven ging zijn normale gangetje weer. Het werd 1941. Nog altijd zuchtten ze onder het juk van de Duitsers. 1942. Nog geen verandering. 1943. Af en toe kwamen er onbekende mensen naar het dorp, die een paar dagen later weer vertrokken. Als Pierre hiernaar vroeg, antwoordde de bewoners van het huis waar de vreemde verbleven was vaag en ontwijkend. Pierre besteedde hier dan vrij weinig aandacht aan.


Pierre liep met zijn hoofd bij zijn oogst over straat, richting een nieuwe bijeenkomst van de Jonge Boeren en Tuinders Bond. Lei, een van de leden, kwam naast hem lopen. Het bleef even stil. Toen haalde Lei diep adem en zei iets. ‘Pierre, ik moet je iets vragen.’Pierre knikte. ‘Vraag maar raak.’ Lei’s antwoord schokte Pierre diep. ‘Haat je de moffen?’ Pierre keek Lei geschrokken aan. ‘Stil!’ siste hij. ‘Stel dat iemand je hoord!’ Met iemand bedoelde hij vooral Hans. Hans was een fanatieke NSB’er, die er zijn hand zeker niet voor om zou draaien om Pierre en Lei te verraden. En dan zouden ze opeens wél de harde realiteit van de oorlog ervaren. ‘Kom straks maar bij mij thuis. Dan kunnen we praten.’ Lei knikte en samen liepen ze zwijgend door.


  • Einde van deel één (en dus begin van deel twee!).   -









Toen de bijeenkomst afgelopen was liepen Lei en Pierre naar Pierre’s huis.  Ze gingen aan de keukentafel zitten met een kopje surrogaatkoffie. Pierre nam een slokje en vertrok zijn gezicht. Die vieze nep koffie smaakte niet. ‘Wat wilde je nu vragen?’ vroeg hij, toen hij doorkreeg dat Lei uit zichzelf niets zou gaan zeggen. Lei speelde met zijn bretel.  ‘Ik wilde vragen of je de moffen haat.’  Verbluft zei Pierre nu ook even niets. ‘Ik denk… ik denk van wel.’ zei hij langzaam. Lei keek hem aan. ‘Denk je dat?’ vroeg hij toen. Pierre zuchtte. ‘Nee. Ik weet het. Die honden hebben Nederland laf aangevallen en verdienen de diepste put in de hel.’ Zei hij toen, vol vuur. Lei knikte goedkeurend. ‘Mooi. En zou je ze willen tegenwerken?’ vroeg hij. Pierre schrok van de vraag. ‘Jij zit bij het verzet nietwaar?’ Lei zei niets. Hij herhaalde zijn vraag. ‘Lei…,’ zei Pierre. ‘Geef antwoord op mijn vraag!’

Als antwoord ging Lei met zijn hand naar de zak van zijn colbert. Langzaam haalde hij er een dof glinsterende, zwaar bekraste en gedeukte revolver uit. ‘Ho, Lei rustig aan!’ Pierre spreidde zijn handen, palmen naar boven. Lei spande de haan en richtte op Pierres borst.

‘Pierre. Ik ga je een vraag stellen. Denk hier niet lichtzinnig over na. Als je weigert, zul je moeten zweren niets -maar dan ook helemaal niets!- tegen niemand te zeggen. Heb je dat heel goed begrepen?’ vroeg hij kalm, met een onmiskenbaar dreigende ondertoon.

‘J… ja.’ antwoordde Pierre. Het angstzweet liep hem over zijn rug en doorweekte zijn hemd.

‘Maar als je toestemt zal dat je familie en jezelf in groot gevaar brengen.’  Pierre slikte.  

‘Je zult vast nog nooit gehoord hebben van de term duikhoofd, hé?’

Pierre schudde zijn hoofd. ‘Als duikhoofd regel je de opvanging van onderduikers op. Joden, neergestorte piloten, verzetsmensen, noem maar op.’ Pierre knikte. Het verbaasde hem eigenlijk helemaal niet. De volgende vraag die Lei stelde had hij eigenlijk ook wel verwacht, maar dat maakte hem niet minder hard aan komen. ‘Pierre. Wil jij duikhoofd worden bij de afdeling Helden van de Landelijke Onderduikers organisatie?’


De vraag vulde de lucht met een drukkende stilte. Pierre wilde dolgraag ja zeggen. Dolgraag wilde hij iets dóén tegen de Duitsers. Zijn enige tegenwerping was dat hij daarmee zijn moeder in gevaar zou kunnen brengen. Ze had al zoveel moeten verwerken sinds zijn vader was overleden, toen, op die vreselijke dag in twee jaar geleden nu al. Pierre miste hem nog steeds. Maar zijn vader had ook bezorgd het nieuws over Hitler aangehoord op de radio. Hij was fel tegen hem geweest. Als hij nog geleefd had, had hij waarschijnlijk hoogstpersoonlijk het verzet opgericht. Nu moest Pierre doen wat zijn vader wilde dat hij zou doen. Tegen de Duitsers strijden. Pierre haalde diep adem. ‘Ja,’ zei hij met een verrassend krachtige en heldere stem. ‘Ik wil duikhoofd worden.’


  • Einde van deel twee. -  



Lei knikte goedkeurend. ‘Dat dacht ik al. Welkom bij het verzet. Je zult uitleg krijgen wat je moet doen, ook in geval van nood. Verder zul je een wapen krijgen. Hou je stil en wacht op verdere instructies. Praat hier met niemand over. Ook niet met je moeder.’ Pierre glimlachte even. Hij zat bij het verzet! Toen hij over de eerste opwinding heen was, kon hij weer helder denken. Er borrelden vragen bij hem op, die hij allemaal wilde stellen. ‘Met hoeveel zijn jul… ik bedoel we?’ het voelde goed om “we” te kunnen zeggen. Lei antwoordde met een zuinig lachje. ‘Dat zul je snel genoeg zien…’antwoordde hij raadselachtig. ‘Wat voor wapen krijg ik?’ was de volgende vraag. ‘Dat zul je snel genoeg zien…’antwoordde Lei alweer.

‘Moet ik moffen doodschieten?’ Lei haalde zijn schouders op. ‘Alleen als het nodig is.’

Pierre wilde nog een vraag stellen, maar Lei was hem voor. ‘Je zult een brief ontvangen waarop zal staan: Aan mijn lieve familie Jacobs. De afzender zal zijn van een zogenaamde familie in België. Hierin staat waar en wanneer je je uitleg krijgt.’ Pierre grinnikte. ‘Wat mysterieus allemaal.’ Lei maakte een schouderbeweging. ‘Voor nu denk ik dat je wel genoeg vragen gesteld hebt. Ik ga maar weer eens.’ En hij stond op om zijn argument kracht bij te zetten. Pierre liet hem uit met een glimlach op zijn gezicht.





De eerste paar dagen gebeurde er niets. Pierre wachtte vol ongeduld op het moment waarop het verzet contact op zou nemen. Ondertussen haalde hij de radio uit elkaar en verstopte de verschillende delen op verschillende plekken in en uit het huis, aangezien radio’s nu verboden waren en iedereen ze moest inleveren. Hij was daar trots op, alsof deze kleine daad van verzet de Duitsers Nederland uit zou jagen.


Eindelijk vond Pierre op een ochtend een envelop op zijn deurmat. Opgewonden bukte hij zich, pakte het op, stootte zijn hoofd tegen de deur en las wat erop stond. Aan mijn lieve familie Jacobs. De afzender was van ene Josephina Bologne. Pierre kon een glimlach niet onderdrukken. Eindelijk! Snel scheurde hij de envelop open. Er zat een klein briefje in. Op het briefje was in een groot, duidelijk, handschrift geschreven:


Na de ochtenddienst in de pastorie


Pierre nam de woorden gretig in zich op. Na de ochtenddienst in de pastorie. Na de ochtenddienst in de pastorie. Na de ochtenddienst in de pastorie. Na de ochtenddienst in de pastorie. Na de ochtenddienst in de pastorie. Wacht een even… in de pastorie? Zou de pastoor ook bij het verzet zitten? Wow! En wie nog meer?



De tweeënhalf uur die nog restten voordat de dienst zou beginnen leken wel tweeënhalf jaar. Rusteloos ijsbeerde Pierre rondjes door de woonkamer. Niets waar hij normaal rustig van werd, bereikte nu, op het moment dat hij dat juist het hardst nodig was, het gewenste effect. Hoe meer tijd er verstreek, hoe langzamer de tijd leek te gaan. Zijn moeder werd ook wakker, en merkte zijn ongeduld op. ‘Wat is er Pierre, mijn jongen?’ vroeg ze. Pierre hoorde haar niet eens. In zichzelf mompelend en zuchtend ijsbeerde hij door de woonkamer, pakte dingen op, bekeek ze even, en zette ze weer neer. Bezorgd fronste Pierre’s moeder -die trouwens Wilhelmina heette-  haar wenkbrouwen. Pierre!’ zei ze, wat harder nu. Ditmaal bereikte de woorden het gewenste effect.  ‘Huh, wat?’ mompelde Pierre verward. ‘W… wat is er, mam?’

Wilhelmina zuchtte. ‘Wat is er, Pierre? Je bent er met je hoofd niet bij.’ Maar Pierre luisterde al lang niet meer. Zuchtend liep hij weg. Wilhelmina schudde verdwaasd het hoofd. Zo had ze hem nog nooit gezien. Iets hield hem bezig. De oogst? Nee, normaal op zondag was hij de hele dag bezig met de dienst en bidden. Zondag was tenslotte een rustdag, en niemand stond daar meer achter dan Pierre. Waarom was hij dan zo onrustig? Zou het iets te maken hebben met de sterfdag van Silvester, zijn vader? Nee. Dat was pas over een paar maanden. Iets anders dus. Ergens in Wilhelmina’s achterhoofd vormde zich een idee.

Silvester was fel tegen Hitler en zijn Nazi’s geweest. Had Pierre daar iets van mee, zeker nu ze Nederland binnengevallen hadden? Hoe langer ze hier over nadacht, hoe logischer het werd. Het verbaasde haar niet dat Pierre in elk geval iets deed tegen de Duitsers. Het verbaasde haar wel dat het zo lang had geduurd. Eigenlijk was ze er altijd al bang voor geweest dat Pierre iets doms zou doen, zoals een Duitser aanvallen. Het verbaasde haar ook enigszins dat hij hier zijn zondag voor aan de kant zette. Dat ging wel erg ver.  Ze moest niet vergeten Pierre te waarschuwen dat hij uit moest kijken. Vragen of hij zich bij het verzet had aangesloten zou ze niet doen; ze was zeker van haar zaak.

Dus at ze haar ontbijt op, las een beetje in een handbijbel en wachtte, net als Pierre, tot de ochtenddienst zou beginnen.


- Einde van deel drie. -    


Toen de kerkklokken begonnen te luiden, sprong Pierre zo snel op, dat hij bijna zijn hoofd stootte aan het dak. Met een uitgestreken gezicht stond Wilhelmina ook op, stopte haar bijbel terug in de boekenkast en liep heel rustig naar de hal. Pierre volgde haar. Hij liep strak als een gespannen veer, die elk moment terug kon schieten in een explosieve uitbarsting van energie. Rustig pakte Wilhelmina haar jas. In de tijd dat zij haar rechterarm in de mouw gestoken had, had Pierre zijn jas al aan, zijn hoed al op en zijn wandelstok al in zijn hand.

Hij hield de deur open voor zijn moeder, die langzaam naar buiten schuifelde.

Stilletjes glimlachte ze toen ze Pierre’s geërgerde gezicht zag.

‘Is er iets, Pierre, mijn jongen?’ vroeg ze zo onschuldig mogelijk. Pierre schudde ontkennend zijn hoofd. ‘Nee, moeder, er is niets.’ Zei hij, wat niet klopte. Wilhelmina moest alle zeilen bijzetten om haar gezicht in de plooi te houden. Samen liepen ze naar de kerk. Wilhelmina stapte rustig voort, af en toe stoppend om iets nader te bekijken. Ze had de grootste lol, vooral als toen ze Pierre’s gekwelde gezicht zag. Pierre, daarentegen, moest écht zijn best doen om kalm te blijven. Zijn handen (of eigenlijk zijn voeten) jeukten om het laatste stukje naat de kerk te rennen. Tergend langzaam gleed de grond onder hun voeten voorbij. Ze passeerden huizen en winkels. Pierre troostte zichzelf met de gedachte dat elke stap die hij zette, hoe klein ook, hem dichter bij de kerktoren bracht, en dat elke seconde en dichter bij het einde van de dienst bracht, waarna hij ingewijd zou worden in het verzet.


Na een wandeling van misschien 5 minuten stonden Pierre en Wilhelmina eindelijk voor de grote, houten deuren van de kerk, die wijd open stonden. Samen liepen ze naar binnen, en gingen ieder op een van de kerkbanken zitten. Pierre keek vol walging naar het portret van Hitler en Göring, dat verplicht in de kerk moest hangen. De misdienaar stond geduldig te wachten tot de laatste mensen binnen stroomden. Toen iedereen zat, kwam de pastoor door een van de zijdeuren binnen. Het kerkkoor begon te zingen, en iedereen zong mee.



Na de preek van de pastoor, die ging over mensen die opstonden tegen het kwaad en aan Gods zijde meevochten, werden er enkele rituelen afgerond, en eindigde iedereen met het gebed. Toen ze weer opstonden uit de ongemakkelijke knielende houding, keek Pierre om zich heen en vroeg zich af hoeveel mensen, net als hij, hadden gebeden dat God hen zou helpen in hun strijd tegen de moffen.


Langzaam begonnen mensen naar buiten te schuifelen. Ook Pierre en Wilhelmina stonden op, Wilhelmina licht kreunend. Haar heup wilde zo af en toe niet meer meewerken. Pierre haastte zich om haar te ondersteunen, en samen liepen ze door de hoge boogdeur van de kerk naar buiten. Eenmaal buiten stond Pierre voor een dilemma. Moest hij zijn moeder ondersteunen of naar de pastorie toe gaan om ingewijd te worden bij het verzet?

Pierre besloot dat de pastoor (of zijn huishoudster?) het vast begrepen als hij eerst zijn moeder naar huis begeleidde. Daarna kon hij zich alsnog naar de pastorie haasten.

De weg terug naar huis was, zo mogelijk nog langer. Steen na steen gleed onder hun voeten voorbij, en het leek wel of met elke stap die ze zetten, de route die ze volgden zich verlengde met drie stappen.


Toen ze aankwamen bij de boerderij aan de Hoogstraat, ontdekte Pierre dat hij, ondanks de korte afstand, hijgde. Hij viste de sleutel uit een van zijn binnenzakken, en stak die in het slot.

Hij rolde even met zijn schouders, omdat Wilhelmina’s arm nogal ongemakkelijk was, en hielp haar toen in de warme stoel bij de haard. Haar schoenen deed ze uit, en liet ze vervolgens, evenals haar jas, naast zich vallen. Een zucht ontsnapte haar toen ze al haar spieren ontspande en ze het zich gerieflijk maakte. Haar ogen zakten dicht, en haar hoofd zakte voorover. Opgelucht draaide Pierre zich om. Hij wilde al weglopen, toen Wilhelmina één oog opende. ‘Pierre,’ zei ze. ‘Pas een beetje op.’ Geschrokken bleef Pierre staan.

Hij keek om, maar zijn moeders oogleden waren alweer dicht gevallen, en haar ademhaling vertraagde. Geplaagd door vragen liep hij door de voordeur weer naar buiten.

Wist zijn moeder soms dat hij bij het verzet zat? Had ze hen afgeluisterd toen hij en Lei praatten? Maar dat kon haast niet! Ze was toen bij de buren geweest!


In zichzelf mompelend liep Pierre naar het grote huis naast de kerk. Voor de deur haalde hij één maal diep adem, tilde de zware ijzeren klopper op, en liet hem een paar keer hard neerdalen. Stilte. Gedempte stemmen. Voetstappen klonken op de tegels van de hal.

Een stem aan de andere kant van de deur vroeg: ‘Wie is daar?’ De stem klonk niet als die van de pastoor, of zijn huishoudster. Pierre legde zijn lippen dicht tegen de deur, alsog hij een meisje zoende. ‘Ik ben het, Pierre!’ antwoordde hij. Er volgde wat gemorrel aan sloten, en het een kleine grendel die open schoof. Een gezicht dat Pierre een paar keer eerder had gezien, maar niet kon thuisbrengen verscheen in de deuropening.

‘Kom binnen, kom binnen, we hebben nog veel te bespreken.’


  • Einde van deel vier. -


Pierre stapte naar binnen, onder een christusbeeld door, en volgde de bekend-onbekende man naar een trap, waar de man bleef staan. ‘Tweede deur links,’ zei hij.

Pierre beklom de trap, terwijl de man positie in nam naast de deur, als een verstopte schildwacht. De trap voerde langs het een schilderij dat aan de muur hing. Het stelde de paus voor, die vroom knielde voor een altaar, de handen gevouwen in gebed.

Nog een paar treden, en hij stond boven aan de trap, die grensde aan een ruime overloop.

Hij nam de tweede deur links, maar voordat hij die opende bedacht hij zich dat hij net beneden ook al zou vijandig ontvangen was. Plus, hij was te laat. Misschien zouden ze denken dat de Duitsers hem te pakken hadden gekregen. Pierre stak zijn hand uit, en klopte een paar keer hard op de mooi bewerkte deur. Binnen klonk opgewonden geschraap van stoelen. ‘Wie is daar?’ klonk de wantrouwende stem van de anders zo vrolijke pastoor.

Nu Pierre daarover nadacht, had hij die onbezorgde, vrolijke stem niet meer gehoord sinds 10 mei 1940, inmiddels al drie jaar geleden. Snel antwoordde hij. ‘Ik ben het, Pierre!’

De zucht van verlichting, die aan de andere kant van de deur aan vele monden ontsnapte, was zelfs voor Pierre goed hoorbaar. ‘Kom binnen! We verwachtten je al.’ Pierre’s hand bewoog richting de deurklink. Hij wist dat het nu allemaal zou beginnen. Na een mislukte poging de spanning van zijn schouders weg te schudden, haalde hij diep adem, drukte de klink naar beneden, en stapte hij de deuropening door. Ze bevonden zich in een hobbyruimte, waar de pastoor vroeger zijn jachtgeweer en enkele andere benodigdheden voor het uitvoeren van zijn hobby’s had bewaard. Het jachtgeweer zelf was, tot groot verdriet van de pastoor, ingenomen door de Duitsers. De haken waarop het geweer gerust had, waren echter nog te zien. De pastoor zelf, zat op een eenvoudige stoel aan zijn bureau.

Lei zat op een hoekje van het bureau zelf, en naast een kast met een bordje waarop in keurig schrift “Schilder spullen” was geschreven, stond Toon, ook een lid van de Jonge Boeren en Tuinders Bond. Toon hield een oud uitziend type pistool in zijn grove handen, maar hij had het ding niet in de aanslag, en zijn vinger rustte ook niet op de trekker.

‘Pierre! Iets later dan verwacht, maar toch aanwezig,’ begon de pastoor hartelijk. ‘Wat fijn dat ook jij ons wil helpen op onze door God gezegende missie om de Nederlanden te bevrijden van het vernietigende juk van onze Duitse bezetters. Lei heeft je al uitgelegd dat je erin hebt toegestemd om duikhoofd te worden bij de Landelijke Onderduikers organisatie, kortweg LO.

Jou taak zal zijn om onderduikers, bijvoorbeeld andere verzetsmensen die gezocht worden of geallieerde piloten die zijn neergestort, een veilige verblijfplaats biedt.’

Pierre knikte. De pastoor vervolgde zijn verhaal. ‘Je zult een wapen krijgen, en de adressen van verschillende mensen die bereid zijn om onderduikers op te nemen, en hoeveel mensen zij kunnen of willen verbergen. Verder zul je ook een kleine radio krijgen, die je samen met je wapen uit elkaar zult moeten halen en op verschillende plaatsen verstoppen. Hoe je dat doet en andere dingen over je uitrusting zal Toon je straks uitleggen. Jouw taak zal zijn om onderduikers naar hun adressen te verwijzen, en de overdracht te verzorgen. De eerste maand zul je hier assistentie in krijgen. Hierna zul je het zelf moeten regelen. Als je nog vragen hebt, stel ze dan alsjeblieft, want anders dan zul je daar later nog last van krijgen.’

Pierre, die het begreep, schudde zijn hoofd. De pastoor knikte goedkeurend. ‘Vertel hier aan niemand niets over. Als je gepakt wordt, geef niets kwijt over verblijfplaatsen of namen, is dat duidelijk?’ De pastoors stem werd ernstig. Hij keek Pierre aan. ‘Goed, dat zal Toon je nu uitleggen hoe je je wapen, en je radio verzorgt.’ Hij knikte naar Toon, die een heel klein wapen en een flinke doos uit een plunjebaal bij zijn voeten haalde. ‘Gebruik je wapen alleen in een geval van extreme nood. Je zult hier geen vuurgevecht mee winnen, maar het is handig om in je binnenzak te verstoppen. Het heet de Liberator, en de geallieerden droppen dit over Europa. Het is verder ook makkelijk te verbergen en te bedienen.

Als je een patroon wil laden, dan draai je ten eerste aan dit hendeltje, en vervolgens dus je het patroon in de vrijgekomen ruimte, zo…..’


- Einde van deel vijf- 



Na twintig minuten uitleg, aan palletjes draaien en de trekker van de Liberator overhalen, vond Toon dat Pierre goed voorbereid was. Hij wist nu hoe hij zijn kleine radio uit elkaar moest halen en in elkaar moest zetten, en hoe en waar hij zijn nieuwe uitrusting moest verstoppen. Lei was halverwege weggegaan, gevolgd door de pastoor. Toon stond op vanuit zijn gebogen positie, en gebaarde naar de radio, die gedemonteerd op het bureau van de pastoor lag. ‘Goed, nu weet je alles,’ zei hij. ‘In deze zak zitten kerstversieringen. Verstop je radio hiertussen. Je pistool kun je makkelijk in je binnenzak doen. Als je gepakt wordt, dan was je de pastoor aan het helpen met het ontwerpen van deze kerstversieringen, begrepen?’

Pierre knikte, en begon de radio in stukken van een oude handdoek te wikkelen, zodat hij niet beschadigd zou raken. De Liberator liet hij in de binnenzak van zijn jas glijden.

De juten zak sloeg hij over zijn schouder. Hij bedankte Toon voor de uitleg - waarop het antwoord “Dank jíj dat je je bij ons hebt aangesloten!” was - en liep de deur uit, de trap af, en door het voortuintje van de pastoor naar buiten. Eenmaal daar floot hij een vrolijk liedje, en ging naar huis, waar hij van zijn rustdag kon genieten.


Het zonnetje scheen boven de weinige wolken, terwijl Pierre richting de Hoogstraat ging.  Vrijwel meteen liep hij tegen Hans op, die in zijn uniform, de laarzen glimmend gepoetst, met zijn borst vooruit op hem stond te wachten. Hij keek Pierre recht aan, met een arrogante, bijna kwaadaardige blik. ‘Zo zo zo, Pierre, kerel, wat doe jij op de dag van de Heer buiten?  Moet jij niet binnen zitten en uit de Bijbel lezen, zoals het hoort op deze rustdag?’ Zijn hooghartige, laatdunkende stem verried dat hij zich ver boven iedereen verheven voelde. Het koude zweet brak Pierre uit. Nog geen uur bij het verzet en hij was al gepakt!

Hoe wist Hans dat Pierre bij de pastoor was geweest? Hij probeerde rustig adem te halen - het zou alleen maar verdacht worden als hij nu zou gaan stotteren. ‘Ik heb de pastoor geholpen met het ontwerpen van nieuwe kerstversieringen voor op de kerk.’ zei hij, vurig biddend dat Hans het hierbij zou laten. Hans trok een wenkbrauw op, het was duidelijk dat hij hem niet geloofde. ‘Laat zien.’ Zijn stem was ijskoud geworden. Met enigszins trillende handen zette Pierre de zak neer, en opende hij hem. In stilte bad hij dat Hans niets zou merken van het kleine stukje handdoek dat onder de sterren en engelen uitstak.

Zijn hart sloeg over toen Hans met een laatdunkend gebaar een van de stukken, een kerstslee met rendieren ervoor. ‘En waar mag dit dan wel voor dienen?’ vroeg hij, gemaakt geïnteresseerd. Pierre’s hersenen maakten overuren. ‘We spannen een touw hier aan, en laten hem zo vliegen met stukken brood eronder, om het koekhappen leuk te maken, nu er geen peperkoek meer is,’ zei hij met een uitgestreken gezicht. Hans liet, na deze steek onder water, met tegenzin de slee weer in de zak vallen. Na een teleurgestelde grom geslaakt te hebben, gebaarde hij dat Pierre door kon lopen. ‘Laat het niet nog een gebeuren.’ Opgelucht haastte Pierre zich naar huis.


- Einde van deel zes - 

Na het incident met Hans bereikte Pierre zijn huis geschrokken, maar veilig. Hij verborg zijn radio op verschillende plekken in huis. Zijn Liberator verstopte hij onder zijn matras.

Daarna ging hij in een van de luie stoelen zitten, en pakte een boek. Zijn moeder was hij expres ontlopen, omdat hij geen zin had in het beantwoorden van vragen. Daarom schrok Wilhelmina ook toen ze Pierre zo aantrof. ‘Pierre! Waar ben je geweest?’ vroeg ze.

Pierre, die zelf ook geschrokken was, wist even niks te zeggen. Zijn hoofd was volledig leeg, hij wist niets meer van het excuus dat Toon hem verteld had. ‘Ehh…, nou, uhm,’ sputterde hij. Wilhelmina trok haar wenkbrauw op. “Ehh…,nou, uhm?’ vroeg ze sarcastisch. ‘Wat betekent dat?’ Een blos trok over Pierre’s gezicht. Hij moest nu iets geloofwaardigs verzinnen. ‘Ik… ik was de pastoor aan het helpen.’ Wilhelmina trok haar andere wenkbrauw nu ook op. ‘Nou?’ Opeens schoot Pierre iets te binnen. ‘Ik was de pastoor aan het helpen met zijn nieuwe voorraad miswijn. Die moest gesorteerd worden en in de kelder worden gezet.’ Wilhelmina leek dit even te overwegen. Pierre’s hart stopte even met slaan.

‘Goed.’ zei ze. Pierre wilde al ontspannen, maar Wilhelmina was nog niet uitgepraat.  ‘Maar waarom wist ik dat niet?’ Hier wist Pierre niks op te zeggen. De volgende ongemakkelijke stilte woog zwaar in de lucht. Bloed gonsde in Pierre’s oren. Net op het moment dat hij wilde zeggen dat hij volwassen was, en zijn eigen zaken kon afhandelen, begonnen de kerkklokken te luiden ten teken dat het tijd was om te bidden.  Zijn moeder keek hem nog één keer aan, draaide zich om en liep naar de hal.

Opgelucht liet ademde Pierre uit. Zijn taak was voor nu volbracht. Hij hoefde nu alleen nog maar te wachten op een opdracht. Maar zijn aanvaring met Hans had hem voorzichtiger gemaakt. Hij checkte nog een keer of zijn Liberator goed verstopt zat, draaide zich om en liep de deur uit.  


  • - Einde van deel zeven-                                                                                                                                    


Nu Pierre wist hoe hij zijn radio moest gebruiken, luisterde hij vaak naar radio Oranje, of de BBC. Hij vond het heerlijk als die de geallieerde successen in Italië opsomde, of over de overwinningen van de Soviets vertelde. Toen hij dit voor het eerst hoorde, was hij verbaasd. Natuurlijk, hij wist ook wel dat de Duitsers alleen maar overdreven over hun vorderingen, maar dat het zo slecht met ze ging, had hij nooit verwacht.  


Na enkele weken kreeg hij via Lei het bericht dat hij iemand moest begeleiden naar hun onderduikadres. Meteen was Pierre een en al aandacht. Hij pakte zijn Liberator, stak het in de binnenzak van zijn donkere kleding, en op advies van de pastoor smeerde hij wat modder op zijn gezicht zodat hij minder zichtbaar zou zijn, dit zou zeker vragen opwekken, maar hij zou toch niet kunnen uitleggen waarom hij na de avondklok nog buiten was. Gelukkig was de kans bijna nul dat iemand -behalve Hans- hem zou zien. Om precies de goede tijd kwam Pierre opdagen op de afgesproken plek, waar Lei op hem wachtte met een man en een vrouw van middelbare leeftijd. Pierre knikte kort naar hen, en de man knikte terug. Zijn vrouw huiverde en trok haar jas strakker om zich heen. Lei wenste hem succes, draaide zich om en verdween in de nacht. Pierre wenkte het paar en legde zijn vinger op zijn lippen ten teken dat ze stil moesten zijn. Toen gingen ze op pad richting het afgesproken punt. Alle schaduwen leken te bewegen, alsof er een hele divisie Duitser speciaal naar Beringe was gekomen om hem te arresteren. Bij elk geluid ging er een schok door zijn lichaam, maar hij was al halverwege de route. Plotseling hoorde hij iets. Ergens ging een deur met een langgerekt krakend geluid open. Pierre kreeg het ijskoud. Dat was het dan. Gepakt en geëxecuteerd bij zijn eerste opdracht.


- Einde van deel acht- 

Een stem sneed door de nacht. ‘Mama! Ik kan niet slapen!’ Het leek of zijn hart, die de omhoog was geschoten tot zijn keel, terugzakte tot ongeveer zijn ademsappel.

Een luide kreun klonk, en een stel geagiteerde voetstappen klonken luid en duidelijk door de muur van het huis. Ze volgden de muur, en toen klonk een fluisterstem, die geruststellende woordjes fluisterden. ‘Sssht Pieter! Je maakt je broertjes wakker!’ Zei ze. Pieter antwoordde op een zeurderig toontje. ‘Mama! Ik wil een koekje!’ De moeder zuchtte. ‘Nee Pieter, je krijgt geen koekje. Daar hebben we er al zo weinig van!’ ‘Dan slaap ik niet.’ Zei Pieter, en hij begon te schreeuwen. ‘Arie! Klaas! Anna! Leentje! Word wakker!. Nu begonnen er meer kinderen te huilen, en ruziënde stemmen klonken. Pierre, opgelucht omdat er nu afleiding gecreëerd was, gebaarde het echtpaar hem to volgen. Ze moesten nog één straat door, en toen kwamen ze bij en open veld, waar ze verder geholpen zouden worden door een verzetslid van een andere gemeente. Het echtpaar bedankte hem snel, en toen verdwenen ze met de onbekende man in de duisternis.

Pierre, blij dat hij iemand geholpen had, ging naar huis. Op de terugweg deed zich weinig voor. De moeder van Pieter had eindelijk haar kinderen in het gareel gekregen, en het was overal vredig. Pierre passeerde het huis waar Hans woonde, en keek even naar de NSB-vlag die boven de deur hing. Even kwam hij in de verleiding om een ruit in te gooien, maar het leek hem het best om ongezien te blijven. De pastoor zou furieus zijn als hij hoorde dat Pierre op zijn eigen houtje bezig was geweest. Eenmaal thuis haalde hij met het houten staafje het .45 patroon uit de kamer van zijn Liberator, en las hij de gebruiksaanwijzing nog eens goed door. Hij legde het aan de kant, morgen zou hij het poetsen, maar voor nu wilde hij maar één ding: slapen.  


- Einde van deel 9 -




Pierre hielp het verzet nu af en toe met het overbrengen van onderduikers. Hij mocht geen contact hebben met ze, vanwege het gevaar dat als ze gepakt werden, ze niks over elkaar konden vertellen. Zo, was Pierre gezegd, werkte het verzet overal ter wereld. Pierre merkte toch wel dat deze nachtelijke avontuurtjes zijn tol begonnen te eisen. Steeds vaker merkte Wilhelmina op dat Pierre erg duf was, of enorme wallen onder zijn ogen had.

Ook Pierre zelf merkte dit, maar toch was hij niet van plan ermee te stoppen. Hij vond het zijn plicht om zijn land te dienen, want als hij het niet deed, wie dan wel?


Hij hoorde enkele echt schokkende verhalen, over broertjes die doodgeslagen waren,

vrienden die beroofd werden of kameraden die zich overgaven, en zonder mededogen doodgeschoten waren. Zijn haat tegen alles wat Duits was nam meer en meer toe door deze verhalen, maar zijn angst om gepakt te worden ook. Hij wilde niet dat zijn huis afgebrand zou worden, of zijn moeder dood zou aantreffen op een dag.


Elke dag bad hij aan God, wetende dat hij heilige krachten nodig zou hebben om het tij van de oorlog te keren. Hij bad dat de Communisten sneller zouden oprukken vanuit het oosten, en dat de Geallieerden in Italië meer vooruitgang zouden boeken. Hij bad dat de luchtmacht de Duitse oorlogsmachine zo plat zou gooien, dat de Duitsers nooit meer een kogel zouden kunnen bouwen. Dat de Duitse mensen het heft in eigen hand zouden nemen, en zich zouden bevrijden van de Nazi’s. Hij bad dat de oorlog afgelopen zou zijn, en nog voor kerst.

Dat deze hij deze kerst de pastoor kon helpen met het opzetten van een koekhapspel met echte peperkoeken. Dat hij weer vrij zou zijn. Daar bad hij voor, en in de kerk was hij veilig.

De Duitsers zouden hier niet komen. Dat wist hij zeker.


- Einde van deel 10 -